Belastingplannen
Inkomstenbelasting
Er komt geen vlaktaks maar een tweeschijvenstelsel. Dit stelsel kent een basistarief van 36,93% en een toptarief van 49,5%. De tekst van het regeerakkoord wekt de suggestie dat deze wijziging per 1 januari 2021 wordt ingevoerd, maar in de bijlage staat per 1 januari 2019. De nieuwe eerste schijf eindigt op ongeveer € 68.600. Dit is het eindpunt van de huidige derde schijf op het niveau van 2018.
Ook worden de algemene heffingskorting en (per saldo) de arbeidskorting verhoogd. Samen met een groot aantal kleinere aanpassingen moet dit ervoor zorgen dat de lasten voor burgers met ruim € 6 miljard worden verlaagd. Dit moet er ook aan bijdragen dat het voor mensen met een middeninkomen meer loont om (meer) te werken.
Net als bij de hypotheekrente verlaagt het nieuwe kabinet het aftrektarief voor alle aftrekposten met 3 procentpunt per jaar naar het basistarief.
Commentaar
Een tweeschijvenstelsel klinkt revolutionairder dan het is.Nederland kent momenteel weliswaar 4 schijven in de inkomstenbelasting, maar de eerste 3 schijven lopen niet heel ver uit elkaar. In de eerste schijf bedraagt het percentage momenteel 36,55% en de tweede en derde schijf zijn al gelijk: 40,8%.
De plannen van het nieuwe kabinet komen dus niet neer op een echte belastinghervorming. Het zijn meer aanpassingen op punten. Het stelsel van toeslagen en aftrekposten blijft vrijwel geheel in stand. Van vereenvoudiging is geen sprake.
BTW
Nederland kent momenteel 2 btw-tarieven, het normale (of hoge) tarief van 21% en het lage tarief van 6% voor specifieke goederen en diensten. Bijvoorbeeld voedings- en geneesmiddelen. Dit lage btw-tarief gaat van 6% naar 9%. Deze verhoging wil het kabinet op 1 januari 2019 invoeren.
Commentaar
Het lage tarief van de btw gaat met maar liefst 50% omhoog. Hier gaat iedereen in Nederland wat van merken. De reden is dat het lage btw-tarief vooral wordt geheven op goederen en diensten die vallen onder de eerste levensbehoeften. Boodschappen bijvoorbeeld.
Vennootschapsbelasting
De vennootschapsbelasting heeft 2 tariefschijven. Over de eerste schijf van € 200.000 wordt momenteel 20% belasting geheven. Daarboven bedraagt het tarief 25%. Het kabinet verlaagt de tarieven in beide schijven met hetzelfde percentage. In 2019 is de verlaging 1 procentpunt en in 2020 en 2021 gaat er elk jaar nog eens 1,5 procentpunt vanaf. Daardoor zijn de nieuwe tarieven vanaf 2021 respectievelijk 16% en 21%. De eerste schijf van € 200.000 zou met ingang van 2018 stapsgewijs worden verhoogd naar € 350.000. Deze verhoging draait het kabinet terug: de schijf blijft € 200.000.
De verliesverrekening wordt beperkt. Nu kan een verlies in de vennootschapsbelasting nog worden verrekend: met de winst van het jaar ervoor of de winsten van de 9 jaar erna. Het kabinet brengt de 9 jaar terug tot 6.
Het regeerakkoord beperkt ook de afschrijving van gebouwen in eigen gebruik. Afschrijven is straks mogelijk tot maximaal 100% van de WOZ-waarde. Dit is nu nog 50%.
Het (effectieve) tarief voor de innovatiebox gaat omhoog van 5% naar 7%. Specifiek voor banken en verzekeraars voert het kabinet een ‘generieke minimumkapitaalregel’ in. Deze regel beperkt de renteaftrek over vreemd vermogen boven 92% van het commerciële balanstotaal.
Dividendbelasting
Het nieuwe kabinet schaft de dividendbelasting af. Daarnaast komt er een bronbelasting op rente en royalties voor financiële stromen naar landen met zeer lage belastingen, de zogenoemde low tax juridictions. Door het afschaffen van de dividendbelasting is het voor fiscale beleggingsinstellingen niet meer toegestaan direct te beleggen in vastgoed.
Box 2: DGA
Het tarief in box 2 - momenteel 25% - gaat omhoog naar 27,3% in 2020 en 28,5% vanaf 2021. Dit komt door de tariefsverlaging van de vennootschapsbelasting.
Overige
Gebruikelijk loon
Het kabinet wil de gebruikelijkloonregeling evalueren en zo nodig aanpassen.
30%-regeling
De 30%-regeling is een onbelaste vergoeding voor werknemers die in Nederland komen werken. In plaats van een vergoeding voor de werkelijk gemaakte extra kosten, mag de werkgever onder voorwaarden ook 30% van het loon vergoeden. Belangrijke voorwaarde is dat de werknemer een specifieke deskundigheid heeft die niet of nauwelijks te vinden is op de Nederlandse arbeidsmarkt. De looptijd van de 30%-regeling wordt verkort van 8 naar 5 jaar.
Belastingdienst
De nieuwe coalitie trekt een half miljard euro uit om de reorganisatie van de Belastingdienst uit te voeren.
Fintechs
Het nieuwe kabinet wil innovatie in de financiële sector aanjagen. Daarom maakt het regeerakkoord de toetreding van nieuwe, innovatieve bedrijven in de financiële dienstverlening makkelijker. Deze nieuwkomers, de zogeheten fintechs, krijgen meer ruimte dankzij een ‘een bank- en overige vergunning in lichtere vorm’.
Pensioen
Nederland heeft een sterk pensioenstelsel, begint het nieuwe regeerakkoord. Maar de coalitiepartijen constateren ook dat het stelsel kwetsbaar is. Er is sprake van spanningen tussen de generaties. Verwachtingen worden niet altijd waargemaakt en het stelsel sluit niet meer aan bij de veranderende arbeidsmarkt. Het nieuwe kabinet wil het pensioenstelsel daarom vernieuwen. De hoofdlijnen moeten begin 2018 duidelijk zijn en in 2020 moet het wetgevingsproces zijn afgerond. Na die datum begint de uitvoering.
Wat zijn de plannen voor het pensioenstelsel?
- Er komt onderzoek naar de mogelijkheid van een persoonlijk pensioenvermogen met behoud van een collectieve risicodeling;
- De doorsneesystematiek wordt afgeschaft.
- Er komt een verplichte leeftijdsonafhankelijke premie.
- Het nieuwe kabinet wil kaders opstellen om maatwerk van sociale partners en pensioenuitvoerders tijdens de overgang naar het nieuwe stelsel mogelijk te maken.
- Fiscale kaders worden tijdelijk verruimd om de overstap naar het nieuwe stelsel mogelijk te maken.
- De sociale partners krijgen een beperkte implementatieperiode.
- De verplichtstelling, collectieve uitvoering, risicodeling en fiscale ondersteuning blijven gehandhaafd.
- Er komt een collectieve buffer om het stelsel te beschermen tegen veranderingen in de levensverwachting en schokken op de financiële markten.
- Deelnemers krijgen keuzevrijheid.
- Zelfstandigen kunnen vrijwillig aansluiten.
- Het stelsel bevat een adequate dekking voor nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit om de arbeidsmobiliteit niet te belemmeren.
- Het arbeidsvoorwaardelijk opbouwen van pensioen blijft een verantwoordelijkheid van de sociale partners.
Commentaar
Vóór de presentatie van het regeerakkoord zong rond dat het nieuwe kabinet het pensioendossier voor zich zou uitschuiven. Met dat in het achterhoofd valt op dat het regeerakkoord concreter is en meer biedt dan verwacht. Alles is erop gericht om werkgevers en werknemers een duwtje in de rug te geven. Het akkoord bevat een aantal duidelijke afspraken, zoals handhaving van de verplichtstelling. Ook wil het kabinet af van de doorsneesystematiek. Wel klinkt duidelijkheid op hoofdlijnen begin 2018 ambitieus.
Sommige zaken maken ook nieuwsgierig. Bijvoorbeeld de adequate dekking voor nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Het klinkt bijna alsof deze zaken verplicht onderdeel moeten uitmaken van een pensioenregeling. Maar dat staat haaks op een ander punt uit het akkoord: keuzevrijheid voor deelnemers.
De vraag is hoe het kabinet dit voor zich ziet. Voor nabestaandenpensioen is er bijvoorbeeld al een (fiscale) goedkeuring om bij verzekering op risicobasis eventueel ook de diensttijd bij een vorige werkgever mee te tellen. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is nog verbetering mogelijk.
Zo speelt bijvoorbeeld het probleem dat de Belastingdienst het einde van een contract voor bepaalde tijd - in het kader van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid - niet ziet als onvrijwillig ontslag. Hiervoor ontbreekt een wettelijke basis; ook is dit stand¬punt maatschappelijk ongewenst. Veel mensen kiezen noodge¬dwongen voor een contract voor bepaalde tijd. Maar volgens de Belastingdienst mogen deze arbeidsongeschikte deelnemers niet profiteren van bijvoorbeeld premievrijstelling bij arbeidsonge-schiktheid. Sterker nog, deze deelnemers hebben niets aan de verzekering van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Het is dus goed als hier aandacht voor komt.
Het kabinet verwacht dat de pensioenpremies door de stelselwijziging tijdelijk met € 1 miljard stijgen.
De lijfrente krijgt geen aandacht in het regeerakkoord. Dat is misschien ook te gedetailleerd. Wel is te hopen dat bij de uitwerking van een nieuw pensioenstelsel hiervoor aandacht is, zodat er zo min mogelijk (fiscale) verschillen tussen pensioen en lijfrente blijven bestaan.
Sparen en beleggen
Heffingsvrij vermogen Box 3
De huidige vrijstelling (heffingsvrij vermogen) in box 3 van € 25.000 (2017) wordt per 1 januari 2018 verhoogd naar € 30.000. Verder staat in het regeerakkoord de toezegging dat deze kabinetsperiode een stelsel van vermogensrendementsheffing wordt uitgewerkt op basis van het werkelijk rendement.
Commentaar
De verhoging van het heffingsvrij vermogen klinkt goed voor belastingbetalers die het aangaat. Bedenk wel dat het op jaarbasis om enkele tientjes gaat.Ook de toezegging van een heffing op basis van werkelijk rendement moet de belastingbetaler aanspreken. Wel staat het kabinet hiermee voor een grote uitdaging. Want hoe komt de Belastingdienst aan de relevante gegevens? Het is mogelijk dat het kabinet toch gedwongen wordt om bepaalde zaken forfaitair te bepalen.
Woningmarkt
Het nieuwe kabinet geeft prioriteit aan ‘middenhuurwoningen in de vrije sector’. Doel is om meer nieuwe koop- en huurwoningen te bouwen. Ook wil het kabinet voldoende koop- en huuraanbod voor bijvoorbeeld ouderen, alleenstaanden, starters en studenten. Ook moet het woningaanbod meebewegen met de veranderende eisen en wensen. Verder wil het kabinet flinke stappen zetten met de verduurzaming van bestaande woningen.
Eigen woning
Ongewijzigd blijft dat de maximale hypotheek stapsgewijs wordt afgebouwd tot maximaal de waarde van de woning. Het percentage waartegen de hypotheekrente in de inkomstenbelasting aftrekbaar is, wordt versneld verlaagd. Dit gebeurt in stappen van 3 procentpunt per jaar, totdat het zogenoemde basistarief van 36,93% is bereikt. Het kabinet wil de versnelde verlaging starten in 2020 en afronden in 2023.
De opbrengst van de versnelde afbouw wordt (volledig) gebruikt voor verlaging van het eigenwoningforfait. Dat wordt met 0,15% verlaagd. De zogenoemde Wet Hillen wordt in dertig jaar uitgefaseerd. De wet regelt dat mensen met een afgeloste hypotheek zijn vrijgesteld van het forfait. Afbouwen van de Wet Hillen begint mogelijk al in 2019.
Deze stimulans voor het financieren van de eigen woning met eigen middelen wordt door de in 2014 ingevoerde aflossingsverplichting onhoudbaar geacht.
Verder denkt de coalitie dat het eenvoudiger wordt vermogensopbouw in de eigen woning te combineren met de vermogensopbouw in het pensioen. Daarvoor moet wel eerst de hervorming van het pensioenstelsel worden afgerond.
Tot slot werkt het kabinet uit welke vorm van financiering geschikt is om particuliere woningeigenaren te stimuleren hun huis energiezuinger te maken. Het is de bedoeling om aflossing en rente te betalen uit de besparing op energiekosten.
Commentaar
De versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek is een politiek gevoelig onderwerp. De timing lijkt goed te zijn. Met de huidige lage rentestand voelen veel belastingbetalers de pijn minder. Overigens wordt in de media snel gesproken over afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Daarvan is geen sprake. De hypotheekrente blijft aftrekbaar, alleen tegen een maximaal tarief van 36,93%. Dit basistarief verandert in de loop van de tijd ongetwijfeld weer. De maatregel is wel een duidelijk voorbeeld van nivellering.
De verlaging van het eigenwoningforfait betekent voor de grootste groep eigen woningen - met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.060.000 - een verlaging van 0,75% naar 0,6% van de WOZ-waarde. Hoewel vanuit macro-economisch oogpunt begrijpelijk, is de afschaffing van de Wet Hillen een tegenvaller voor mensen die hun hypotheek hebben afgelost. Hun eigen woning is nu nog onbelast. Maar straks moeten ze in box 1 toch belasting over het eigenwoningforfait betalen.Waarom de coalitie begint over de integratie van vermogensop¬bouw in eigen woning en pensioen is onduidelijk. Volgens het regeerakkoord moet eerst de hervorming van het pensioenstelsel worden afgerond. Gelet op het tijdpad is dat niet voor 2021. Dan zit deze kabinetsperiode er hoe dan ook op.
Werkgever-Werknemer
Hieronder vindt u de belangrijkste punten uit het nieuwe regeerakkoord, die u moet weten over personeel, verzuim en duurzame inzetbaarheid.
Loonbetaling bij ziekte voor kleine ondernemer terug naar één jaar
De overheid wil stimuleren dat het MKB weer meer personeel in (vaste) dienst durft te nemen. Daarvoor wordt de loondoorbetalingsperiode voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) verkort van twee naar één jaar. De verantwoordelijkheid voor loondoorbetaling en een aantal re-integratieverplichtingen in dat jaar gaan over naar het UWV (de ontslagbescherming van twee jaar blijft in stand). Om de gezamenlijke kosten van het tweede jaar te dekken komt er een uniforme lastendekkende premie, te betalen door kleine werkgevers. Zo worden de loonkosten gedeeld door kleine bedrijven en is niet één werkgever de dupe bij langdurig verzuim.Deze nieuwe regels zouden moeten ingaan voor alle nieuwe ziektegevallen vanaf 1 januari 2020.
Periode Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) wordt verkort van tien naar vijf jaar
Het nieuwe kabinet wil de risico’s verder beperken door de periode waarvoor premiedifferentiatie geldt in de WGA wordt verkort van tien jaar naar vijf jaar. Daarmee wordt voor alle werkgevers de periode waarover risico wordt gelopen in het geval een van hun werknemers arbeidsongeschikt wordt, aanzienlijk beperkt. Na de periode van premiedifferentiatie wordt ook een collectieve, uniforme premie geheven.
Het ouderschapsverlof voor partners wordt verlengd
Per 1 januari 2019 wordt het ouderschapsverlof (ook wel vaderschapsverlof genoemd) verlengd van twee naar vijf dagen. Dit betaalt de werkgever. Nieuwe vaders die het willen, mogen vanaf 1 januari 2020 vijf weken extra kraamverlof opnemen. Het UWV betaalt zeventig procent van hun salaris door. Dit geldt ook voor partners van hetzelfde geslacht.
Ontslagrecht versoepelt
Ook ziet het kabinet dat werkgevers tegen situaties aan lopen waar afzonderlijke argumenten geen reden tot ontslag zijn, maar als er sprake is van meerdere goede argumenten (bijvoorbeeld verwijtbaar handelen gecombineerd met disfunctioneren en een verstoorde arbeidsrelatie) mogen die straks bij elkaar opgeteld worden. Zo’n dossier kan uiteindelijk wél tot een geldig ontslag leiden.Hier staat voor de werknemer tegenover dat de rechter een extra vergoeding kan toekennen van maximaal de helft van de transitievergoeding (bovenop de reeds bestaande transitievergoeding).
Wijzigingen transitievergoeding
Nu we het toch over de transitievergoeding hebben, deze zal worden aangepast op een paar punten.
- Werknemers kunnen vanaf het eerste jaar al aanspraak maken op de transitievergoeding bij ontslag. Nu is dat pas vanaf het tweede jaar dat ze in dienst zijn. Het gaat om een derde maandsalaris per gewerkt jaar.
- Voor elk jaar in dienstverband gaat de transitievergoeding een derde maandsalaris bedragen, ook voor contractduren langer dan tien jaar.
- De mogelijkheid om kosten voor scholing in mindering te brengen wordt verruimd. Nu geldt dat scholing binnen de eigen organisatie gericht op een andere functie niet in mindering gebracht mogen worden. Dat wordt in het nieuwe regeerakkoord geschrapt.
- Voor kleine bedrijven komen er in sommige situaties uitzonderingen of compensatieregelingen rondom de transitievergoeding. Deze voorstellen worden nog verder uitgewerkt.Ook voor de situatie waarin een werkgever zijn bedrijf beëindigt wegens pensionering of ziekte, zal het kabinet met voorstellen komen om de transitievergoeding onder voorwaarden te compenseren. Hiervoor wordt 100 miljoen euro gereserveerd.
Differentiatie WW-premie
Een vast contract moet aantrekkelijker worden. Het kabinet gaat bekijken hoe premiedifferentiatie in de WW hieraan kan bijdragen.
Verlenging IOW
De Wet Inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW) wordt verlengd met 4 jaar. Deze wet voorkomt dat oudere werknemers na het aflopen van de WW- of WGA-uitkering hun eigen vermogen (of dat van hun partner) moeten ‘opeten’. De leeftijdsgrens van de IOW stijgt met ingang van 2020 mee met de AOW-
leeftijd.