maandag 12 juni 2023 12:14

Wet toekomst pensioenen gaat in op 1 juli 2023

Op dinsdag 30 mei heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (Wtp). Dit betekent dat de nieuwe pensioenwet ingaat op 1 juli 2023. Dan begint de transitiefase. In de wet is voorgeschreven dat die op 1 januari 2027 is afgerond.

De minister heeft al aangekondigd pensioenuitvoerders een jaar extra te willen geven voor een zorgvuldige overgang. Na akkoord hebben de pensioenuitvoerders tot 1 januari 2028 de tijd. Op werkenaanonspensioen.nl vindt u informatie over de verschillende fases in de transitie, met daarbij handige stroomschema’s om de transitie (verder) vorm te geven. Via deze link vindt u de stemmingsuitslagen bij de ingediende moties.

Wet toekomst pensioenen gaat in op 1 juli 2023, wat verandert er?

Er gaat het een en ander veranderen aan ons pensioen. Dat heeft u waarschijnlijk eerder gehoord, maar wát er precies verandert is voor veel Nederlanders nogal vaag. Wij hebben flink wat overheidsdocumenten voor u uitgespit en de belangrijkste veranderingen op een rijtje gezet. 

1. Geen beloofde uitkering meer

Oude stelsel

In het oude stelsel mocht uw pensioenfonds u een belofte doen over de hoogte van uw pensioen – bijvoorbeeld: u krijgt later € 2.000,00 bruto per maand uitgekeerd. Klinkt mooi, maar vaak bleek zo’n belofte een wassen neus: door de strenge regels rondom de dekkingsgraad kwam er in sommige gevallen niets terecht van zo’n beloofde uitkering. 

Nieuwe stelsel

In het nieuwe stelsel mogen er geen beloftes meer gedaan worden over de hoogte van de uitkering. In plaats daarvan is uw pensioenuitkering altijd afhankelijk van de beleggingsrendementen van het pensioenfonds. Zijn de beleggingsresultaten positief? Dan stijgt uw pensioenpotje in waarde. Negatief? Dan neemt uw pensioenpotje wat in waarde af. 

Minder zekerheid dus?

Op papier wel. Er worden namelijk geen garanties meer gegeven over de hoogte van de pensioenuitkering. Aan de andere kant: het huidige pensioenstelsel biedt ook vooral op papier zekerheid. Door de strenge regels rondom de rekenrente konden pensioenfondsen (zoals het ABP hieronder) de pensioenen jarenlang niet verhogen voor inflatie:

Inflatie Nederland vs indexatie ABP pensioen

De indexatie van pensioenfonds ABP van 2010 tot en met 2020, afgezet tegen de inflatie in Nederland in dezelfde periode. Cijfers afkomstig van ABP en DNB.

Pensioenuitkeringen mochten dus jarenlang niet verhoogd worden, maar dat had niets te maken met de beleggingsrendementen van pensioenfondsen. Die waren op de lange termijn gemiddeld namelijk een stuk hoger dan de inflatie. Dat had te maken met regels rondom de dekkingsgraad.

Die regels rondom de dekkingsgraad zijn dankzij de Wet toekomst pensioenen minder belangrijk. De waarde van uw pensioenpotje groeit dan namelijk mee met de economie, en is dus niet meer afhankelijk van verhogingen van pensioenfondsen.

Of de beleggingsrendementen van het ABP daar ook iets mee te maken hadden? Nee. Die beleggingsrendementen lagen in dezelfde periode gemiddeld een stuk hoger dan de inflatie. Maar door de lagere rente steeg de pensioenbelofte nog meer in waardering. Zo mochten de pensioenen dus niet verhoogd worden. Door geen beloofde uitkering te doen, is de kans dus groter dat er gewoon regelmatig verhoogd kan worden. 

2. Jongeren betalen niet meer voor de ouderen 

Oude stelsel

In het oude stelsel betaalde iedere deelnemer aan een pensioenfonds een doorsneepremie: iedereen betaalde eenzelfde percentage van het loon aan pensioenpremie en alle inleg werd op een hoop gegooid en op dezelfde manier belegd. De inleg van een jongere werknemer werd dus ook gebruikt voor de pensioenuitkering van een oudere werknemer.

Maar eigenlijk zou een jongere werknemer minder premie hoeven te betalen dan een oudere werknemer. Dat komt omdat er met de premie van die jongere werknemer langer belegd kan worden. Als u bijvoorbeeld 30 jaar de tijd heeft en gemiddeld 4% rendement per jaar behaalt, is er een inleg van € 2.000,00 per jaar nodig om een bedrag van bijna € 117.000,00 op te bouwen.

Rendement vs inleg 30 jaar

Hoeveel rendement is er nodig om in 30 jaar € 117.000,00 op te bouwen? Er is gerekend met een rendement van 4% per jaar en er is geen rekening gehouden met aftrek van kosten.

Heeft u maar 15 jaar de tijd? Dan is er veel meer inleg nodig, omdat het geld minder lang kan renderen. U moet dan € 5.600,00 per jaar inleggen om op hetzelfde bedrag uit te komen.

Rendement vs inleg 15 jaar 

Hoeveel rendement is er nodig om in 15 jaar € 117.000,00 op te bouwen? Er is gerekend met een rendement van 4% per jaar en er is geen rekening gehouden met aftrek van kosten.

Wie op zijn 25e in dienst komt en op z’n 30e weer uit dienst gaat, krijgt dus later – grof gezegd – evenveel pensioengeld als iemand die op z’n 60e in dienst komt en op z’n 65e uit dienst gaat. Terwijl er met de inleg van de jongere (ex-) werknemer veel meer rendement behaald kan worden.

Wie tot het 40e levensjaar bij een werkgever pensioen opbouwt, maar vervolgens switcht naar een nieuwe werkgever zonder pensioenregeling, heeft bij die eerste werkgever dus eigenlijk jarenlang teveel betaald. Omdat er nu steeds meer werkgevers géén pensioen aanbieden en omdat steeds meer mensen verdergaan als zzp’er, past een eigen pensioenpotje beter bij de huidige tijd. 

Nieuwe stelsel

In het nieuwe stelsel worden niet alle premies meer op één hoop gegooid. Werknemers in een bedrijf die evenveel verdienen leggen qua euro’s nog steeds net zoveel pensioen in, maar die euro’s komen terecht in een persoonlijk pensioenpotje.

Een voorbeeld: wie op zijn 25e bij een werkgever begint en daar 5 jaar blijft werken, krijgt voor die periode dus een stuk meer pensioen terug dan iemand die in dezelfde periode van z’n 60e tot z’n 65e bij dat bedrijf werkte. De inleg van de jongere kan namelijk veel langer renderen. De oudere werknemer ondervindt hiervan geen nadeel, want die heeft van z’n 25e tot 30e (hopelijk) al ergens anders een persoonlijk pensioenpotje opgebouwd. 

3. Meer duidelijkheid in het nabestaandenpensioen

Er verandert ook wat aan het partnerpensioen. Dat is het pensioen dat u mogelijk krijgt als uw partner pensioen opbouwt via diens werkgever en voor of na de pensioenleeftijd overlijdt. Als achterblijvende partner heeft u dan (soms, niet altijd) recht op een uitkering. 

Oude stelsel

In het oude stelsel is de hoogte voor een groter deel afhankelijk van wat de werkgever geregeld heeft. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat het nabestaandenpensioen afhankelijk is van het aantal dienstjaren van de overleden partner. Was diegene langer in dienst, dan kon het partnerpensioen hoger uitvallen.

Bovendien was het mogelijk om tot 70% van het salaris van de werkgever te verzekeren. In theorie kon een achterblijvende partner dus een nabestaandenuitkering krijgen die even hoog was als 70% van het salaris van de overleden partner. 

Nieuwe stelsel

In het nieuwe stelsel telt het aantal dienstjaren niet meer mee voor het partnerpensioen. De hoogte van de uitkering staat van tevoren vast en de achterblijvende partner ontvangt maximaal (minder kan dus ook) 50% van het loon van de overleden partner.

Dat maakt de boel een stuk duidelijker. Momenteel weten veel nabestaanden namelijk niet of ze recht hebben op partnerpensioen en hoeveel. Met de Wet toekomst pensioenen wordt dat duidelijker: er wordt gewoon een vast percentage van het salaris – dat van tevoren vaststaat – van de overleden partner uitgekeerd.

Let wel: de bovenstaande wijzigingen gelden alleen bij het overlijden vóór de pensioendatum. De regels rondom het overlijden ná de pensioendatum blijven ongewijzigd. 

4. Meer duidelijkheid in het wezenpensioen

Als een kind er alleen voor komt te staan na het verlies van een ouder, krijgt dat kind mogelijk wezenpensioen. Daarmee moet het kind zich financieel kunnen redden. De einddatum van zo’n wezenpensioen is straks voor iedereen hetzelfde. 

Oude stelsel

In het oude stelsel is het moment waarop dat wezenpensioen stopt afhankelijk van de pensioenregeling van de overleden ouder. De ene wees krijgt dus een wezenpensioen tot z’n 21e, en de ander tot z’n 30e. Dat is oneerlijk. De hoogte van een wezenpensioen is altijd een percentage van het laatstverdiende salaris van de overleden ouder. In het oude stelsel is dat maximaal 7% van dat salaris. 

Nieuwe stelsel

In het nieuwe stelsel heeft iedere wees tot dezelfde leeftijd recht op een wezenpensioen. Het wordt voor pensioenuitvoerders – als ze een wezenpensioen aanbieden – wettelijk verplicht om het wezenpensioen voor iedereen door te laten lopen tot de 25e verjaardag.

Bovendien gaat het maximumbedrag van het wezenpensioen omhoog. Momenteel is dat dus ongeveer 7% van het salaris van de overleden ouder, straks wordt dat 20%. In de pensioenregeling wordt vastgesteld hoe hoog dit pensioen is. 

5. Eenmalig uitbetalen

Deze verandering komt niet voort uit de Wet toekomst pensioenen, maar is het vermelden zeker waard. U kunt straks – als u met pensioen gaat dus – namelijk een deel van uw pensioengeld in één keer opnemen. Dat geldt voor zowel het pensioen dat u bij een werkgever heeft opgebouwd als het aanvullende pensioen (zoals een pensioenrekening bij Brand New Day).

U kunt er dan namelijk voor kiezen om, bij de start van de uitkering, maximaal 10% van het opgebouwde bedrag ineens op te nemen. Dat is handig als u bijvoorbeeld geld nodig heeft voor een wereldreis, de verbouwing van uw huis of het aflossen van uw hypotheek. 

6. Vroegpensioen

Veel zestigers zagen de AOW-leeftijd de laatste jaren alleen maar stijgen. Onder hen ook mensen met een zwaar beroep – denk aan een stratenmaker of stukadoor. Zij komen de laatste jaren van hun werkzame leven mogelijk niet door zonder gezondheidsproblemen.

Daarom wil de overheid het voor die mensen makkelijker maken om eerder met pensioen te gaan. Momenteel bestaat er zoiets als een Regeling Vroege Uittreding (RVU). Dat is een uitkering die een werkgever aan de werknemer kan aanbieden om vervroegd met pensioen te gaan.

Voorheen werd over die uitkering 52% aan belasting betaald, maar als de werkgever op uiterlijk 31 december 2025 een RVU regelt, hoeft die belasting niet betaald te worden. Zolang er maar wordt voldaan aan een aantal voorwaarden:

  • De uitkering gaat niet eerder in dan drie jaar voor de wettelijke AOW-leeftijd van de werknemer
  • De uitkering is maximaal € 24.444,00
  • De afschaffing van de belasting geldt alleen voor uitkeringen die uiterlijk ingaan op 31 december 2025 

7. Meer ruimte om zelf pensioen op te bouwen

Weleens gehoord van jaarruimte? Veel mensen hebben het, maar weinig mensen kennen het. Als u te weinig pensioen opbouwt bij een werkgever of zzp’er bent, dan heeft u waarschijnlijk jaarruimte: dat is het maximale bedrag dat u dit jaar belastingvrij in een persoonlijk pensioenpotje mag storten.

Die jaarruimte gaat flink omhoog. Mensen die zelf een pensioenpotje opbouwen – of dat van plan zijn- mogen straks namelijk bijna 3 keer zoveel pensioen opbouwen. Dat is voordelig (want het levert belastingvoordeel op) en eerlijk (want mensen met een aanvullend pensioenpotje mogen straks net zoveel pensioen opbouwen als mensen in loondienst).

Ook krijgen mensen straks langer de tijd om hun gemiste jaarruimte in te halen. 

De Wet toekomst pensioenen: 4 veranderingen rondom aanvullend pensioen

Dankzij de Wet toekomst pensioenen verandert er wat aan uw pensioen. Bouwt u zelf pensioen op door uw jaar- of reserveringsruimte te benutten? Dan leest u hieronder wat er voor u gaat veranderen. 

1. Uw jaarruimte wordt waarschijnlijk hoger

Bouwt u zelf pensioen op door uw jaarruimte te benutten? Goed nieuws: u mag straks (veel) meer jaarruimte storten. Veel mensen mogen door die verhoging straks tot wel 3 keer zoveel jaarruimte storten als voorheen. Dat betekent ook dat u misschien kunt profiteren van nog meer belastingvoordeel. 

2. Verruiming reserveringsruimte qua bedrag

Reserveringsruimte is de jaarruimte die u in de voorgaande 7 jaren niet heeft gebruikt. Momenteel mag u van die reserveringsruimte in een jaar tijd maximaal zo’n € 7.500,00 storten op een lijfrente. En als u binnen 10 jaar de AOW-leeftijd bereikt, mag u maximaal bijna € 15.000,00 storten.

Dat maximale bedrag wordt verhoogd naar € 35.000,00 per jaar. Dat is in alle gevallen zo: het maakt straks dus niet meer uit hoe lang u nog te gaan heeft tot uw AOW-leeftijd.

Goed nieuws dus voor degenen die er op latere leeftijd nog achter komen dat zij een pensioentekort hebben en willen storten, maar aanlopen tegen de maximale storting per jaar. Zij kunnen hierdoor namelijk sneller een inhaalslag maken. 

3. Verruiming reserveringsruimte qua jaren

Momenteel is uw reserveringsruimte dus de optelsom van de onbenutte jaarruimte uit de voorgaande 7 jaren. Straks verandert dat: u mag dan de onbenutte jaarruimte uit de voorgaande 10 jaren nog gebruiken. Voorwaarde is natuurlijk wel dat u niet boven de maximale storting van € 35.000,00 per jaar uitkomt.

De maatregel gaat, als de Wet toekomst pensioenen ingaat, meteen in. U mag vanaf dan dus ook de onbenutte jaarruimte uit 2015, 2014 en 2013 benutten. 

4. Een deel van uw pensioen ineens opnemen

Deze verandering komt niet voort uit de Wet toekomst pensioenen, maar is het vermelden wel waard. U kunt straks – als u met pensioen gaat dus – namelijk maximaal 10% van uw pensioengeld in één keer opnemen. Dat is handig als u bijvoorbeeld geld nodig heeft voor een wereldreis, de verbouwing van uw huis of het aflossen van uw hypotheek.

Dit geldt voor zowel het pensioen via werkgevers als het aanvullende pensioen. Bouwt u zelf dus aanvullend pensioen op? Dan mag u van het opgebouwde geld straks als u met pensioen gaat en het opgebouwde geld laat uitkeren minimaal 10% ineens opnemen. Dit kan vanaf 1 januari 2024. 

Regelgeving

Tegelijk met de Wtp treedt op 1 juli ook onderliggende regelgeving in werking (zie links voor de laatste conceptversie). De definitieve versies worden uiterlijk 1 juli gepubliceerd.

Daarnaast kunnen nu concrete stappen worden ondernomen voor de inrichting van een aantal instanties:

  • Transitiecommissie: De transitiecommissie heeft tot doel om ondersteuning te bieden aan sociale partners, dan wel werkgever en werknemers, die niet tot overeenstemming kunnen komen over de afspraken die vastgelegd moeten worden in het transitieplan. Deze commissie zal per 1 juli 2023 van start gaan. Hierover volgt binnenkort meer informatie.
  • Geschilleninstantie: In de Wtp is opgenomen dat alle pensioenuitvoerders verplicht zijn aangesloten bij een geschilleninstantie. De minister zal hiervoor een of meer instanties aanwijzen. De intentie is dat dit uiterlijk 1 januari 2024 is gebeurd. Ook over de geschilleninstantie volgt meer informatie.

Binnenkort zal de procedure starten voor de benoeming van een Regeringscommissaris transitie pensioenen, die de voortgang van de transitie zal bewaken.

Via werkenaanonspensioen.nl wordt u ook op de hoogte gehouden van de planning van andere wet- en regelgeving op het gebied van pensioenen, zoals het wetsvoorstel Keuzemogelijkheden nabestaandenpensioen, het opnemen van een bedrag ineens en het wetsvoorstel Pensioenverdeling bij scheiding. 

Algemene informatie Wet toekomst pensioenen

Bovenstaande informatie geeft in hoofdlijnen weer wat verandert aan ons pensioen als de nieuwe pensioenwet(ten) in werking treden. Let erop dat u hiermee een beeld krijgt, maar dat deze informatie niet alomvattend is. U kunt hier dan ook geen rechten aan ontlenen.

Aanvullende informatie

Laatst aangepast op woensdag 26 juli 2023 11:24